header 1920x550


Natuurlijk zijn er steeds ook mensen geweest die met een wat scherpere blik en met wat meer gezond verstand keken naar wat Krishnamurti bij gebrek aan een betere term zelf de 'leringen' heeft genoemd. En een wat scherpere blik is voldoende om te zien dat wat Krishnamurti de mensheid voorhield niet tijdgebonden en niet Krishnamurti-gebonden is, maar eerder is te karakteriseren als tijdloos en universeel. En wat gezond verstand is voldoende om te kunnen inzien dat wat Krishnamurti ons te zeggen heeft niets te maken heeft en nooit iets te maken had met allerlei vooropgezette meningen of hooggespannen verwachtingen. Het heeft vrij lang geduurd voor hij zijn juiste gehoor had gevonden. De Theosofen en de leden van de Orde van de Ster hadden enorm grote verwachtingen van hem, hadden een beeld van hem, een overtrokken beeld, zouden we het nu noemen, een beeld waarin zijn realiteit niet paste en dat hij wel hardhandig moest breken om nog enige kans te krijgen begrepen te worden. Maar ondanks dat hij dat beeld heeft proberen te verstoren heeft Krishnamurti zijn leven lang te kampen gehad met het feit dat hij voor een deel van zijn publiek de grote religieuze leraar bleef, de meester naar wie ze opkeken, die ze volgden en bewonderden, die ze koesterden, vooral ook omdat hij hun de vrijheid liet zich aan de wezenlijke inhoud van zijn woorden weinig of niets gelegen te laten liggen. Die vrijheid moest hij hun wel laten, want hoe hij ze ook tot zelfstandigheid opwekte, ze hoorden het niet en zagen in hem alleen de meester die ze zochten om de last van hun innerlijke gebrokenheid en ontoereikendheid op zijn schouders te kunnen leggen.
Gelukkig vond Krishnamurti ook andere toehoorders en werden en worden zijn boeken ook door meer kritische geesten gelezen. Hij heeft zijn toehoorders altijd opgeroepen tot twijfel aan de woorden die hij sprak. Weinig was hem zo'n gruwel als het feit dat mensen klakkeloos aannamen wat hij zei en dan ook nog eens omdat hij het zei. Vanouds is de klacht gehoord dat wat Krishnamurti vraagt te moeilijk is en dat het te veel tijd en inspanning zou vergen om dat waartoe hij oproept te realiseren. Dat staat dan haaks op zijn herhaalde verzekering: "Dit is geen proces van geleidelijkheid; je kijkt of je kijkt niet; je ziet of je ziet niet; je verandert of je verandert niet; gedeeltelijk inzicht is geen inzicht." En wat er dan wel ingezien dient te worden, daar is Krishnamurti altijd duidelijk in geweest: Hij zei: "Wees vrij. Houd er geen geloof op na, geen angst, geen vooroordelen; het zijn de voornaamste hinderpalen voor de geest. Als je je daar vrij van maakt, heb je de belangrijke eerste stap gezet, die meteen ook de laatste is. Problemen hebben is niet intelligent. Gebruik je verstand, dan zul je inzien dat het beter is de vrees voor misstanden weg te nemen, dan aan die misstanden te gaan sleutelen. Het is niet de wereld, die in een toestand van crisis verkeert, wij zijn het zelf en dat betekent dat wij moeten veranderen. Problemen als armoede, onderdrukking, racisme, enzovoort, zijn alleen op te lossen door een fundamentele revolutie in de menselijke geest."
Al in een vroeg stadium van zijn onvermoeide reizen om in vele delen van de wereld mensen toe te spreken deed Krishnamurti de vaak geciteerde uitspraak: "De grootsheid van de mens is dat hij door geen ander dan zichzelf verlost kan worden." Keer op keer heeft hij benadrukt dat de mensheid geestelijk geen leiding nodig heeft, maar enkel wakker geschud hoeft te worden. Voor Krishnamurti is de tijd de voornaamste tegenstander van de mens; niet de tijd volgens de klok, niet de tijd van zonsopgang en van zonsondergang, maar de innerlijke tijd, die de mens hanteert als hij zich verlustigt in of laat beangstigen door wat er in een nabije of verre toekomst misschien zou kunnen gebeuren En ook de neiging het verleden niet los te laten, zodat het heden wordt bepaald door herinneringen, maakt het de mens onmogelijk geestelijk vrij te zijn. Wat is de mens, zoals hij nu is, anders dan een bundel herinneringen, vraagt Krishnamurti. En hij stelt de tijd, de grote boosdoener, gelijk met het denken en in feite met het 'ik'. Waarbij hij er geen twijfel over laat bestaan dat functioneel denken onmisbaar is: zonder te denken zouden we niet weten hoe we na een wandeling thuis moesten komen, zouden we geen auto kunnen besturen of een vreemde taal kunnen spreken. Dat is niet het soort denken dat de mens onvrij maakt, zolang het tenminste niet gepaard gaat met door het 'ik' bepaalde bijgedachten en gevoelens.
Verdeeldheid, innerlijke verdeeldheid zowel als verdeeldheid in de uiterlijke wereld, is een van de belangrijkste doelwitten waartegen Krishnamurti's woorden zijn gericht. En wat op het eerste gezicht misschien overkomt als een niet van veel realisme getuigende oproep tot het vestigen van eenheid, is in feite de wekroep tot een besef van de realiteit van die eenheid als de onderliggende, maar helaas overwoekerde gemeenschappelijkheid van mens en wereld, een soort kosmisch besef dat bij Krishnamurti de naam liefde krijgt. In die zin is zijn wijsheid kosmische wijsheid. En hij heeft nooit de indruk willen wekken dat die niet voor iedereen bereikbaar zou zijn, al is het verkeerd te stellen dat er sprake is van een 'bereiken', want je gaat niet ergens naar toe, maar je werpt iets van je af, er valt iets van je af. En als je goed oplet, is het in feite precies dat 'je' zelf, dat dan van je afvalt. De angstige en begrijpelijke volgende vraag is dan natuurlijk: 'wat blijft er nog over?".
Die vraag ontstaat vanuit het 'ik'. Maar een algemenere, niet zo ik-gebonden vraag zou kunnen luiden: 'wat blijft er over als het universele wordt overwoekerd door het 'ik' of door het 'wij'?'. Het is niet zo dat we door het wegvallen van het 'ik' in een toestand van stagnerend vegeteren terecht zouden komen, het is juist het handhaven van het 'ik' dat de uitgroei tot volkomenheid in de weg staat. Waarbij een voornaam aspect van die volkomenheid het onpersoonlijke of, misschien beter gezegd, het niet-persoonlijke is. Voor een goed begrip van wat Krishnamurti onder 'religie' verstaat, kan het nuttig zijn iets te citeren uit een van de toespraken die hij in de laatste maanden van zijn leven in Varanasi heeft gehouden.
Hij zei daarin: "Wat is religie? Dat is een van de belangrijkste vragen van ons leven. Overal in India vind je tempels, overal op de wereld staan moskeeën, overal zijn kerken, met hun prachtig uitgedoste geestelijken, in schitterende gewaden." … "Het woord 'religie' had vroeger een heel complex van betekenissen, maar nu is het geworden tot een symbool, een ritueel, een bijgeloof. Is dat religie, of is religie iets totaal anders, iets dat niets heeft uit te staan met rituelen en symbolen, die immers allemaal door de mens bedacht zijn?"
De religieuze geesteshouding verschilt voor Krishnamurti volledig van die van iemand met een geloofsovertuiging. Volgens hem kan iemand niet echt religieus zijn als hij een hindoe, een moslim, een christen, een boeddhist of wat dan ook is De echt religieuze geest zoekt niet, experimenteert niet met de waarheid; de waarheid is niet afhankelijk van onze voorkeur of van onze geconditioneerdheid tot een bepaald geloof. De religieuze geesteshouding, zoals Krishnamurti die ziet, kent geen vrees doordat ze er geen geloof op na houdt, maar zich alleen richt op de feiten, op de dingen zoals ze zijn.
Die geestestoestand, waarin het niet mogelijk is naar iets te streven, is de religieuze geesteshouding en alleen in die toestand zul je dat kunnen tegenkomen dat waarheid wordt genoemd, of werkelijkheid, of schoonheid, of liefde, of God. Dat is niet op te roepen, want daarvoor zou je het moeten kennen, en dat kun je niet. Wie zegt: "Ik ken het", die kent het zeker niet.
Krishnamurti vindt de vraag naar het bestaan van een bovennatuurlijke wereld met onlichamelijke wezens niet relevant. Hij bepaalt zich tot de psychologie van het geloof en de religieuze ervaring en onderzoekt de betekenis van religie en religieus leven. Zelf zei hij onder 'religie' te verstaan "het samenbundelen van al onze energie, om te onderzoeken of er iets bestaat dat heilig is en of er een toestand van tijdloosheid is". En hij voegde daar aan toe dat zo'n onderzoek pas mogelijk is voor iemand die in niets gelooft, die niet gebonden is aan een godsdienst of een spirituele organisatie, die geen goeroes volgt, en zodoende geen autoriteit boven zich heeft gesteld.
In de dertiger jaren werd Krishnamurti in India gevraagd wat hij vond van Gandhi's ijveren voor het tot de tempel toelaten van de tot dan toe van de eredienst uitgesloten paria's. Krishnamurti's antwoord schokte de vraagstellers nog meer dan Gandhi al had gedaan; hij verklaarde namelijk dat het er niet toe deed wie in de tempels werd toegelaten, omdat God daar toch niet was. Krishnamurti vertelde zijn toehoorders graag het verhaal van hoe de duivel met een vriend op straat liep, toen zij voor zich een man zagen bukken naar iets glanzends, dat hij opraapte, bekeek en in zijn zak stak. "Wat raapt die man daar op," vroeg de vriend. "Een stukje van de waarheid," antwoordde de duivel. "Dat is dan een slechte zaak voor jou," zei zijn vriend. "O, nee, helemaal niet," antwoordde de duivel. "Ik zorg er wel voor dat hij het gaat organiseren."
Krishnamurti heeft met zijn uitspraken verzet opgeroepen. Verzet tegen wat het zou eisen om waartoe hij ons uitnodigde daadwerkelijk te realiseren. Verzet omdat hij in tegenstelling tot anderen geen uitgewerkt reglement voor een verantwoorde manier van leven gaf, geen kader bood waarin de dingen waar het in wezen om ging geleidelijk, stukje voor beetje, zouden kunnen worden ingevuld. Hij wijst op storende elementen in de geest, die de mens veroordelen tot angst, machtsstreven, genotzucht, enzovoort. Wat hij aanbiedt is geen theorie, maar de aanzet tot een andere levenspraktijk, die voort moet vloeien uit inzicht in het falen van de huidige. De vrijblijvende neutraliteit van de theoretische benadering is op wat hij zegt niet van toepassing. Het is doen of niet doen, niet elders of straks, maar hier en nu.